Fragment uit:

Lekker snoepen

p.6

We bevinden ons in een weeshuis. Op het toneel staan tien stoeltjes in een halve kring. Op elk stoeltje ligt een eetbordje. De verteller komt het toneel op en neemt plaats. Zij/hij kan de tekst voorlezen vanuit een boek. Ook kan zij, indien nodig, de kinderen helpen tijdens het toneelspelen.

VERTELLER: In een weeshuis woonden eens tien wezen. Ze deden alles samen. Ze speelden samen. Ze aten samen. En ze sliepen samen. Ze hadden het er goed.

Er klinkt muziek (naar keuze). Tien kinderen komen hand in hand het toneel op. De kinderen gaan op hun stoel zitten. De eetbordjes op hun schoot.

De directrice komt het toneel op.

VERTELLER: In het weeshuis was ook een directrice. Zij was de baas over de wezen. Haar naam was juffrouw Fruitbos. Elke morgen sprak zij de wezen streng toe. Zo ook deze ochtend.

DIRECTRICE: Hier is jullie ontbijt kinderen. Gezond en lekker.

De kinderen beginnen (zogenaamd) te eten van hun bordje, ook kunnen ze net doen alsof ze uit een glas drinken. Er klinkt muziek.

WEZEN en de DIRECTRICE (op de melodie van 'Hop,hop,hop, paardje in galop'):

Hop,hop,hop
Eet je broodje op
Eet je appel en banaan
Laat je eten toch niet staan
Hop, hop, hop
Eet je broodje op

VERTELLER: Zo aten de wezen drie gezonde maaltijden op een dag. Want ook 's middags aten ze fruit en bruine boterhammen met kaas. En 's avonds kregen ze altijd heel veel groenten.

De directrice deelt groenten uit aan de kinderen. Het ene kind krijgt een bloemkool, de ander een broccoli, en weer een ander een komkommer. De kinderen doen weer net of ze van dit alles eten.

terug