p. 1
De muziek stopt en GRAPJESPIET komt op, rennend en achterom kijkend. Hij rent rond over het podium, zoekend naar een verstopplek. Hij probeert onder het aanrecht, onder een theedoek, zet een pan op zijn hoofd (of andere verstopmogelijkheden ), maar verstopt zich uiteindelijk toch achter een stoel.
Hij kijkt steeds vanachter de stoel, genietend van zijn spelletje. Hij legt zijn vinger op zijn lippen en zegt 'ssst' tegen de zaal. Dan komt BAASJESPIET op. Hij loopt wat gewichtig rond en kijkt om zich heen.
BAASJESPIET (BP): Piet? Waar zit je, Piet?
Hij begint het podium af te zoeken, maar kijkt overal behalve achter de stoel. Hij kijkt zelfs in de pan.
BP: (tilt het deksel op van de pan) Piet? Hallo?
Hij ziet dan de zaal, en loopt naar de rand van het podium.
BP: Zeg, kinderen, hebben jullie misschien een piet gezien?
Achter hem, achter de stoel, maant Grapjespiet weer tot stilte.
BP: Hij is ongeveer zo groot, en heeft een beetje een rare, bolle kop?
Achter hem reageert Grapjespiet beledigd.
BP: En een rare, grote neus...wel zo groot...
Grapjespiet voelt aan zijn neus.
BP: En hij heeft zo'n rare muts met een veer op...
Hij neemt zijn eigen muts van zijn hoofd.
BP: Net zo eentje als deze...
Hij zet zijn muts weer op.
BP: En hij heeft een rare broek aan, zoals deze...
Hij laat zijn eigen broek zien.
BP: Ja, zo'n raar pakje, net als die van mij...zo'n rare...
Hij denkt een moment na over wat hij zegt en stopt dan met zijn beschrijving.
BP: Euhm...
Hij begint weer rond te lopen, terwijl hij naar de zaal blijft kijken.
BP: Zit hij soms hier? Word ik al warmer? Zit hij hier?
Als hij dichtbij de stoel komt, kruipt hij snel naar de andere kant van de stoel. Baasjespiet ziet hem daarom niet. Hij loopt verder over het podium, zoekend.
BP: Ben ik koud? Of warm?