Fragment uit:

De Lentefee

p.3

Meneer Wolf kruipt tegen mevrouw Vos aan; ze doen beiden de sjaal van mevrouw Vos om (indien nodig kan de verteller de kinderen hierbij helpen), en zitten dus lekker warm in dezelfde sjaal.

VERTELLER: Om toch warm te blijven, komen alle dieren elke dag bij elkaar. Dan maken ze een kringetje en knuffelen elkaar lekker warm. Zelfs meneer Wolf.

Alle dieren komen van hun plaats en maken een kring. Ze gaan dicht tegen elkaar aan staan; eventueel met hulp van de verteller.

VERTELLER: Maar vandaag verloopt het knuffelen anders dan andere dagen. Terwijl de dieren aan het knuffelen zijn, komt de wijze bosuil voorbijgelopen. Ook hij heeft het ijs- en ijskoud.

De bosuil komt op en wil meteen doorlopen de zaal met het publiek in, maar dan ziet hij de dieren in een kringetje. Hij loopt om het kringetje heen. Hij kijkt nog eens goed naar de dieren.

BOSUIL: Wat staan jullie dicht op elkaar, zeg! Dat ziet er lekker warm uit; ik kom er ook lekker bij staan. Mag dat?

Hij/zij kruipt lekker dicht tegen de andere dieren aan.

BOSUIL: Oh, was het toch maar niet zo koud, was het lekker warme zonnetje er maar...Maar ( hij ziet de kokende koetjes) hebben jullie misschien ook lekkere soep?

Hij loopt er heen; er is inderdaad soep.

BOSUIL: Oh, ja; lekkere soep; dat is nog veel lekkerder dan het zonnetje. Lekkere soep, dan mis je die zon helemaal niet meer.

Hij neemt een lepeltje en trekt een vies gezicht.

BOSUIL: Oh, was het lekkere zonnetje er maar...

terug